Onze familiestambomen

Josephus VAN CLUYSEN

Mannelijk 1875 - 1965  (89 jaar)


Persoonlijke informatie    |    Aantekeningen    |    Gebeurteniskaart    |    Alles    |    PDF

  • Naam Josephus VAN CLUYSEN 
    Geboren 18 mei 1875  Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Geslacht Mannelijk 
    Overleden 1965  Diest Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Persoon-ID I57517  DDCGR
    Laatst gewijzigd op 29 aug 2016 

    Vader Carolus Ludovicus VAN CLUYSEN,   geb. ± 1845, Lummen Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Moeder Maria Elisabeth Clementina LUYCX 
    Getrouwd 1 feb 1875  Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Gezins-ID F39882  Gezinsblad  |  Familiekaart

  • Gebeurteniskaart
    Link naar Google MapsGeboren - 18 mei 1875 - Hasselt Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsOverleden - 1965 - Diest Link naar Google Earth
     = Link naar Google Earth 

  • Aantekeningen 
    • ° akte 130
      https://familysearch.org/ark:/61903/3:1:9398-HQ9W-RX?i=705&wc=SPLT-92Q%3A1486438502%2C1486450601%3Fcc%3D2138507&cc=2138507

      Diesterse Volksmensen : "Jan Rettetet"
      Josephus VAN CLUYSEN, alias "Jan Rettetet" of "Jan Alloweil", werd geboren te Hasselt in 1875 en overleed in Diest in 1965, hij bereikte de gezegende ouderdom van 90 jaar. "Jan Rettetet" was zeer goed bekend in Diest en de omliggende gemeenten, zelfs tot 30 km ver in de omtrek, van Hasselt tot St.-Truiden, over Tienen, Aarschot, Heist o/d. Berg en Leopoldsburg. Alom was Jan bekend onder allerlei toenamen als "een kwade cent". Niet dat hij een slecht mens was, integendeel, maar berucht was zijn kennis en leepheid als opkoper van allerlei soorten dierevellen.
      Zoals boven geschreven, droeg Josephus VAN CLUYSEN meer dan één toenaam, die afwisselde naargelang de streek vaar hij zijn handeltje dreef. Enige van zijn toenamen kon ik achterhalen : in de streek van Dieet was hij bekend als "Jan Rettetet" en te Heist o/d. Berg en omliggende noemde men hem "Jan Alloweil"; in Waanrode en omgeving had hij de bijnaam "Jan 't Vellemenneke" en rond St.-Truiden en Tienen was het weer iete anders.
      Zijn toenaam "Jan Rettetet" was een zinspeling op zijn ratelend spreken, zijn woorden kwamen als trompetstoten uit de mond; "Jan Alloweil" kan men afleiden van "alom zijn" of de hele Wereld.
      "Jan Rettetet" was een man van ongeveer 1,75 meter lang, hij liep lichtjes voorovergebogen met een slopende of sloffende stap, net of hij een zware last torste. Hij leek zo een beetje op "Wannen RAPS", die markante figuur zo meesterlijk door wijlen Ernest CLAES beschreven.
      Jan liep gekleed als volgt : zondag of een middenweekse werkdag, winter of zomer, het was voor hem eender. Een "veloeren" broek, een "veloeren" ondervest, waarvan de rug en gedeeltelijk de mouwen van zwarte stof gemaakt waren. Op zijn hoofd een "klak" (d.i. een pet met een klep aan de voorzijde), die haar beste tijd reeds lang achter de rug had. In de winter droeg hij een paar hoge zwarte schoenen, om makkelijker door de modder te ploeteren en in de zomer een paar houten klompen. Jan rookte af en toe de pijp en nam tussendoor een flinke pruim tabak, die hij bij Jef TAMBOER kocht. Om alles kompleet te maken, een knoestige stok, ergens uit kreupelhout gesneden, en een zak, die hij op zijn rug droeg om er de gekochte dierevellen in te steken. Een eigenaardigheid wil ik nog vermelden, Jan trok altijd zijn sokken over zijn broekspijpen, wat volgens zijn persoonlijke mening goed was tegen het stof en de warmte in de zomer en tegen de koude in de winter.
      Eenmaal in de week op zondagmorgen, trok Jan naar de kapper om zijn zeven dagen oude stoppelbaard, die doortrokken was met sikkesap, te laten wegscheren. Het was vroeger een gewoonte in onze stad dat de kappers alleen de zaterdagnamiddag en de zondagmorgen hun scheerwerk verrichtten. Dit gebruik bleef in de

      28
      mode tot in de vijftiger jaren.
      De vader van "Jan Rettetet" was een koopman in kippen en ander klein pluimvee, hij droeg de toenaam "Den IJzeren". Naar men mij vertelde, was die man werkelijk ijzersterk van gezondheid, zo trok hij soms in volle winter, door sneeuw en ijs, op zijn blote voeten de boer op om zijn "commerce" te bedrijven.
      Toen ik Jan leerde kennen, het was in de twintiger jaren, was hij een man van rond de zestig jaar. Hij dreef handel in dierevellen die hij opkocht bij burgers en boeren in het omliggende. Zijn kleine ronde in en om Diest deed hij te voet met een zak om de dierevellen in te steken. Op zijn grote ronden van meer dan 30 km ver nam hij een kruiwagen mee, reeds beladen met allerlei koopwaar : koloniale waren van het huis "De Klok", gelegen in de Ketelstraat, allerlei soorten naai- en breigaren van het huis "De Wolmolen", op de hoek van de Ketelstraat en de Nieuwstraat (1), Zijn pekelharingen en "boeksharing" (bokking) of gerookte haring kocht hij in 't groot bij "Netteke de Doos". die een winkeltje had op de Botermarkt. Deze winkelwaar was reeds door de ene of andere boerin bij een vorige ronde aan Jan besteld.
      Met een ledige kruiwagen kwam Jan nooit naar huis. Buiten zijn dierevellen kocht hij bij de boeren boter, eieren en andere kleine zaken, die hij bij zijn terugkomst in Diest met een zoet winstje van de hand deed. Als er dan toch een slechte dag tussen zat dat de commerce niet floreerde, laadde hij op zijn terugweg al het te vinden brandbaar hout op zijn kruiwagen, zodoende spaarde hij zijn kolen uit.
      Op enkele plaatsen had Jan bevoorradingapunten aangelegd, waar hij zijn koopwaar bewaarde. De boeren bij wie hij een plaatsje verkregen had voor zijn opslagplaats. kenden hem alleen onder zijn toenaam. Dit was voor "Jan Rettetet" of "Alloweil" enz. geen bezwaar, de mensen kenden hem en dat was voldoende.
      Jan was gierig van aard, nors van uitzicht, maar weemoedig van Inborst. Zijn gierigheid was spreekwoordelijk, als het geld eene in zijn geldbeurs (een oude tabakzak die hij met een koordje bovenaan toestropte) was, zag het nog zelden het daglicht, alleen om zijn handeltje drijvend te houden ging zijn geldbeurs open.
      "Jan Rettetet" zijn vrouw overleed toen hij tien jaar getrouwd was, hij bleef met vijf kleine kinderen achter. Het oudste meisje, amper 10 jaar oud, stond in voor het huishouden en de opvoeding van de andere kinderen. Al deze tegenslagen brachten een ommekeer in zijn karakter, de eens zo vrolijke man werd nors en gierig en in zichzelf gekeerd.
      Op zijn tochten nam hij nooit voedsel nee, hij was van oordeel dat, waar er mensen waren, er ook eten was. Zo had hij de eigenaardige gewoonte zichzelf op een maaltijd uit te nodigen. Als hij rond het middaguur bij een boerderij aaairam en zag dat het middagmaal dampend op de tafel klaarstond, zei hij tot de boerin : "Wel, maske..., ik zie dat het neoneten klaar Is, zal ik mij maar bijzetten ?" Zelden of nooit werd hem dit voorrecht geweigerd.


      (1)
      Nu G. Gezellestraat. Een gezegde in de strook van Diest voor de kinderen in het algemeen. Broeder Paul zijn wereldlijke naam was Jan CELIS. Nu Koning Albertstraat.

      29
      Als het handeltje van Jan minder goed marcheerde, trok hij met zijn koopwaar naar zijn kinderen en viel met de volgende woorden in huis : "Ik dacht zo bij mij zelve, ons mannen (2) zullen wel Iets kunnen gebruiken. Een beetje bruinzeep of wat andere kleinigheden?"
      Toen al zijn kinderen uitgetrouwd waren, bleef Jan als een eenzame man achter. Doch geen nood, op zijn dagelijkse tochten was hij altijd onder de mensen, en 'a avonds, voor hij slapen ging, liet hij zijn kippen met de haan op kop het huis binnen. Dan was hij ook niet alleen ! Bij het ochtendkrieken kraaide de haan zijn harem kippen en zijn baas uit het bed. Een nieuwe dag was aangebroken met allerhande gebeurtenissen en voorvallen.
      Stilaan werd "Jan Rettetet" een jaartje ouder; toen hij 80 jaar werd, nam hij zijn intrek in het cellebroedersklooster in de Mariastraat, waar Broeder Paul de plak zwaaide en de touwtjes strak in handen hield (3). Tussendoor wipte Jan nog wel even buiten het klooster om een paar oude klanten op te zoeken om hen het een en ander te verkopen. Het "commercebloed" bleef in zijn aderen kriebelen. Jan heeft nooit een ouderdomspensioen genoten, hij nam de moeite niet er een aan te vragen.
      In 1965 liep het met Jan stilaan naar het einde, van het cellebroederaklooster verhuisde hij naar het St.-Elisabethsgasthuis op de Langesteenweg (4), waar hij een paar weken later, in een geur van heiligheid en vermolmd hout, het tijdelijke leven met het eeuwige leven verwisselde.
      Als wij mogen geloven wat Jan indertijd meermaals vertelde, zou hij nu in het hiernamaals met zijn vroegere klanten handel drijven, en de Engelen en zelfs de duivel een hoop waardeloos spul aansmeren.
      Verteller : Leon BOTTE
      Frans LOIX


      (2)
      Nu G. Gezellestraat. Een gezegde in de strook van Diest voor de kinderen in het algemeen. Broeder Paul zijn wereldlijke naam was Jan CELIS. Nu Koning Albertstraat.
      (3)
      Nu G. Gezellestraat. Een gezegde in de strook van Diest voor de kinderen in het algemeen. Broeder Paul zijn wereldlijke naam was Jan CELIS. Nu Koning Albertstraat.
      (4)
      Nu G. Gezellestraat. Een gezegde in de strook van Diest voor de kinderen in het algemeen. Broeder Paul zijn wereldlijke naam was Jan CELIS. Nu Koning Albertstraat.