Onze familiestambomen

Petrus FROYEN

Mannelijk 1613 - 1687  (73 jaar)


Persoonlijke informatie    |    Aantekeningen    |    Gebeurteniskaart    |    Alles    |    PDF

  • Naam Petrus FROYEN 
    Geboren 27 okt 1613  Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Geslacht Mannelijk 
    Overleden 12 sep 1687  Diepenbeek Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Persoon-ID I62734  DDCGR
    Laatst gewijzigd op 4 apr 2017 

    Vader Joannes FROYEN,   geb. ± 1576,   ovl. ± 1632, Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd ~ 56 jaar) 
    Moeder Maria OORIS,   geb. ± 1576 
    Gezins-ID F40558  Gezinsblad  |  Familiekaart

    Gezin Gertrudis CAPROENS,   geb. 21 aug 1608, Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 15 aug 1666, Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd 57 jaar) 
    Getrouwd 3 feb 1643  Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats 
    Kinderen 
     1. Petrus FROYEN,   geb. 23 jan 1644, Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats,   ovl. 23 jan 1644, Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats  (Leeftijd 0 jaar)
     2. Cornelius FROEYEN,   geb. 24 aug 1645, Hasselt Zoek alle personen met gebeurtenissen in deze plaats
    Laatst gewijzigd op 18 nov 2010 
    Gezins-ID F40557  Gezinsblad  |  Familiekaart

  • Gebeurteniskaart
    Link naar Google MapsGeboren - 27 okt 1613 - Hasselt Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsGetrouwd - 3 feb 1643 - Hasselt Link naar Google Earth
    Link naar Google MapsOverleden - 12 sep 1687 - Diepenbeek Link naar Google Earth
     = Link naar Google Earth 

  • Aantekeningen 
    • Notitie via bron Michel Huypens

      Zullen we eens vlug de stamboom maken van Joannes Froyen uit Diepenbeek? Op 25 mei 1764 overleed te Diepenbeek Joannes Froyen, terwijl zijn echtgenote, Petronella Dupard, er overleed op 6 augustus 1795. Gelukkig bezorgde Michel Huypens ons een kopie van de huwelijksakte want anders konden we het wel vergeten. Uit deze akte blijkt dat Joannes op 6 mei 1749 trouwde in het Franse Trévilly met Pierrette Dupard. We lezen dat "Jean Froyen, flamande nation, fils de Jean Froyen laboureur à Diepenbeek pays et Diocèse de Liège, et la défunte Cristine Crinten" trouwde met Pierrette Dupard, dochter van wijlen wijnbouwer Joseph Dupard en Symphorienne Caillat. Via internet vinden we dat Joseph Dupard op 26 januari 1723 te Trévilly trouwde met Symphorienne Caillat en dat zijn dochter Pierrette aldaar op 18 juni 1726 werd gedoopt. Joannes Froyen en Pierrette Dupard kregen in Trévilly nog volgende kinderen: op 25 augustus 1749 Jean (overleed te Trévilly 14 september 1749), op 23 augustus 1750 Jeanne Symphorienne, op 17 januari 1752 nog een zoon Jean en uiteindelijk rond 1754, mogelijk in Trévilly, een zoon François. De zoektocht naar vader en zoon Joannes Froyen. We zoeken dus een Joannes Froyen wiens vader ook Joannes heet en nog in Diepenbeek woont en wiens moeder Christina Crinten zou moeten zijn. Vreemd genoeg vinden we in het parochieregister van Diepenbeek niemand van hen. Ook geen spoor in het parochieregister van Hasselt, waar ook gezinnen met de naam Froyen voorkomen. Die Franse huwelijksakte bevat eigenlijk toch heel wat gegevens zodat we moeilijk kunnen geloven dat de pastoor van Trévilly zich zou vergist hebben. Als de parochieregisters geen oplossing bieden moeten we andere bronnen raadplegen. We storten ons op de notariële akten van Diepenbeek. Al vrij vlug vinden we een testament van 31 maart 1730 bij notaris Meugens die onze speurtocht enorm zal verder helpen: "Den lesten dagh van meert als men schreef duysent seven hondert en dertigh is in eygen persoen voor mij openbaer notaris gecompareert Joannes Froijen Cornelis sone, siek en de onpasselijck naer den lichaam, …. ". Even verder lezen we: "voorders laet ende maeckt aen synen broeder Peeter Froyen syn kints gedeelten van synen vaeder voortsgecomen soe geleegen onder dezer jurisdictie als elders mits alsdat hij Peeter Froyen sal geven jaerlijks aen ieder syns Joannes kinders met naeme Jan Froyen verweckt met Criestina Creeten ende Hendrick Froyen verweckt met Margriet Leenders ieder vier guldens jaarlijks …". Hier hebben we dus onze Christina Crinten of Creeten. Spijtig genoeg ontbreken in het parochieregister van Diepenbeek de huwelijken van 1717 tot 1722 en de overlijdens van 1718 tot 1738 zodat we de huwelijks- en overlijdensdatum van Christina Creeten niet kunnen terugvinden. Joannes is alleszins niet vóór 1717 gehuwd met haar. Christina is mogelijk de Christina Creten die op 1 februari 1694 gedoopt werd te Diepenbeek. Vader Joannes Froyen, zoon van Cornelis Froyen, was dus eerst gehuwd met Christina Creeten en had van haar een zoon Joannes die in 1749 in Trévilly trouwde en die na 1715 moet geboren zijn want in het testament van zijn vader zijn hij en zijn halfbroer Hendrik nog geen vijftien jaar. De doopdatum van zoon Joannes is vreemd genoeg ook niet te vinden in het parochieregister van Diepenbeek. Vader Joannes moet na het opmaken van zijn testament in 1730 toch vlug hersteld zijn want hij kreeg met Margareta Leenders vier onwettige kinderen alvorens hij op 22 juli 1736 met haar in Diepenbeek trouwde. Nadien werden er nog twee kinderen geboren. Hier zijn de kinderen: 14-03-1723 Henricus 09-04-1735 Gertrudis 29-03-1731 Petrus 10-02-1737 Cornelius 30-10-1732 Maria 02-10-1738 Aldegondis Margareta Leenders overleed te Diepenbeek op 24 april 1773. Cornelius Froyen. Nu dat we weten dat Joannes sr. een zoon is van Cornelius Froyen en ook nog een broer Petrus heeft kunnen we de parochieregisters van Diepenbeek er nog even bij nemen. En ja hoor, op 20 mei 1679 huwde te Diepenbeek Cornelius Froijen met een Gertrudis Paulus en om het ons gemakkelijk te maken staat er in de huwelijksakte dat getuige Petrus Froijen de vader is van de bruidegom en getuige Christina Paulus de zuster van de bruid. Cornelius Froijen en Gertrudis Paulus laten op 5 december 1684 te Diepenbeek een zoon Joannes dopen, onze Joannes sr. Op 17 oktober 1679 hebben ze eerst in Hasselt nog een zoon Cornelius en op 31 mei 1681 eveneens te Hasselt een dochter Gertrudis. Nu missen we weer de zoon Petrus. Dus nogmaals de notariële akten van Diepenbeek raadplegen. Op 4 oktober 1726 verklaren de broers Peter en Joannes Froeyen aan notaris Meugens dat hun moeder zaliger de weduwe was van C. Froeyen. Dus die Petrus Froyen bestaat wel degelijk. Petrus Froijen trouwde op 10 februari 1709 te Diepenbeek met Joanna Huijgen (ged. 14 sept. 1681 Diepenbeek) en op 18 april 1739 aldaar met Elisabeth Bruxkens. Hij overleed er op 30 september 1753. Op 5 januari 1741 verklaarde Petrus dat zijn eerste vrouw Joanna Huijgen was, de dochter van Paulus Huijgen en dat hij nu gehuwd was met Elisabeth Van de Broeck. Het zal ons aanstonds vlug duidelijk worden waarom we de doop van Petrus Froijen niet vinden in het parochieregister van Hasselt of Diepenbeek. Vader Cornelius Froyen is dus een zoon van Petrus Froyen. Zijn doop vinden we in het parochieregister van Hasselt. Hij werd aldaar op 24 augustus 1645 gedoopt als Cornelius Furoyen, zoon van Petrus Froyen en Gertrudis Caproens, die in Hasselt trouwden op 3 februari 1643. Wat is er aan de hand met Cornelis Froyen? Omdat we in het notariaat van Diepenbeek toch al heel wat genealogische gegevens hebben gevonden bekijken we nog even de oudere akten en onze nieuwsgierigheid wordt meer dan bevredigd. Op 10 november 1712 verschijnt voor notaris Vissers, Cornelis Froijen, doctor in de medicijnen, en hij verklaart dat een zekere Gertruijt Pauls (zijn eigen vrouw) met haar zoon Jan (hij zegt niet zijn zoon) en anderen, zeker dertig jaar lang zijn winning en landerijen heeft bezeten, die persoonlijk van hem waren, afkomende van zijn overleden vader Peter Froijen. Door "onrechtveerdige" vervolgingen mocht hij niet in het land van Luik of Loon komen tot pas sedert enkele jaren. Een paar maal is hij sindsdien op zijn winning geweest en heeft daar vastgesteld dat de "usurpateurs van zijn goederen" (zij die zich op onrechtmatige wijze goederen toeëigenen) eiken en fruitbomen hebben afgekapt. Dinsdag laatstleden de 8e november commandeerde hij Renier Timmermans, een door de usurpateurs ingehuurde knecht, om uit een houtmijt van zo'n vier- tot vijfhonderd mutsaards honderd mutsaards naar Hasselt te brengen om ze daar te verkopen en hem Cornelis het geld te overhandigen. De moeder van Jan, Cornelis zijn vrouw, zei dat Jan moest meegaan omdat het onderweg te gevaarlijk was. De honderd mutsaards brachten zeven gulden op en Jan hield het geld voor zichzelf. Jan heeft zelfs smadelijke en vilaine woorden uitgesproken tegen Cornelis. Jan ging zelfs zo ver dat hij, toen Cornelis enige bomen wilde verkopen, hij de kopers intimideerde en bedreigde. Toen Cornelis op een keer eiste dat Jan het huis verliet omdat hij onbeleefd en respectloos was (Jan wilde o.a. zijn hoed niet afdoen voor Cornelis), heeft Jan hem in bijwezen van zijn moeder met een schop en een grote stok aangestoten. Cornelis wil dat de notaris zijn grieven acteert en hiervan een kopie bezorgt aan de usurpateurs en hen verbiedt aan zijn hout te komen. Conclusie: Cornelis zijn vrouw heeft sedert ongeveer 1682 zijn eigendom beheerd. Cornelis zelf heeft sinds die tijd het land van Luik en Loon moeten verlaten en hij doet alsof zijn zoon Joannes, geboren in 1684, zijn kind niet is. Het wordt nog erger. Op 26 juni 1719 klopt dokter Froyen weer bij notaris Vissers aan en verklaart dat hij na de dood van zijn vader Peter heer en meester is geweest van de achtergelaten goederen van zijn vader, gelegen te Diepenbeek, namelijk een winning met huizen en landerijen, genaamd de Waddenbergh. Tijdens zijn vaders leven heeft hij die goederen gehuurd, terwijl de beesten en de roerende goederen van hem zelf waren. In 1681 of 1682 werd hij onrechtvaardig vervolgd waardoor hij het land van Luik moest verlaten en zijn asiel moest zoeken in Brabant en elders. Meer dan twintig jaar heeft zijn vrouw die beesten en roerende goederen beschouwd als haar eigendom. Tot op de dag van vandaag gebruikt zij samen met haar twee zonen de winning als "usurpateurs". Ze kappen bomen en huren ander land zonder hem ook maar iets te vragen of gevraagd te hebben. Nu dat hij niet meer vervolgd wordt en op zijn winning komt treft hij daar de knecht en meiden aan die hem gewoon negeren. Zijn vrouw heeft haar oudste zoon Pieter laten trouwen zonder aan hem iets te vragen. Pieter heeft dan verschillende jaren met zijn vrouw op de winning gewoond, heeft dokter Cornelis zijn brood gegeten, zijn goederen gebruikt, heeft land gehuurd en dat met Cornelis zijn paarden bewerkt, heeft bomen afgehakt en het hout verkocht. Op 10 december 1709 zou Pieter met zijn vrouw te paard naar Hasselt zijn gereden met granen die in de winning op zolder lagen en ze daar verkocht hebben. Half maart, toen hij Cornelis op zijn kamer was, heeft Pieter, die ondertussen zelf een winning gehuurd had, 's nachts allerlei beesten en meubelen naar zijn winning gebracht. Voor Cornelis is dit een genoegzaam bewijs dat Pieter niet zijn zoon is. Nu dat Pieter vertrokken is heeft de moeder met haar andere zoon Jan zich heer en meester gemaakt van zijn winning. Ook Jan hakt bomen af en verkoopt het hout, hij heeft zelfs een koe van hem declarant naar zijn broer Pieter gebracht. Toen hij declarant twee jaar geleden in zijn kamer was heeft Jan (Cornelis noemt hem "dien dieff") geëist dat hij de kamer verliet. Cornelis heeft dan de kamerdeur gebarricadeerd met een standaardstok, maar toen hij in bed lag heeft Jan de kamerdeur geforceerd zodat de standaardstok brak. "En zo zijn er nog honderd andere feiten, te lang om allemaal op te noemen" zegt Cornelis. Toentertijd dienden er op de winning meiden en daar heeft Jan zelfs een bastaardkind van. Toen hij declarant eens met notaris Vissers aan tafel zat en Waalse en Latijnse gesprekken voerde, was de moeder van Jan zo stout dat ze de kamer binnen kwam en wilde weten waarover het gesprek ging. Zowel Cornelis als Jan maakten elkaar uit voor schelm. Cornelis bedreigde Jan dan met een stok, terwijl Jan dan weer declarant met een schop wilde aanstoten. Cornelis verklaarde: "hij bleef sijn steeken continueren als eenen moordenaer, ende dat al int bijsijn van sijn moeder niet willende dat verbieden". Enige dagen later, toen hij declarant in de keuken kwam en zag dat Jan vlees at, wilde hij hem dat vlees afnemen omdat het vasten was. Jan riep: "blijf van mijn lijf" en dreigde Cornelis te steken met een mes. Uit alle veiligheid ging Cornelis zijn geweer naar notaris Vissers brengen, maar Jan ging dat geweer terughalen. Ook heeft Jan een koffer van Cornelis opengebroken waarin boeken en papieren zaten. Hij heeft daaruit een schijf bijenwas gestolen en dan de koffer terug dichtgenageld. Op 6 november laatstleden lag Cornelis in zijn bed en 's nachts is Jan thuisgekomen en bij zijn moeder aan het vuur gaan zitten. Hij hoorde dat Jan zei dat "hij moet deur mijne handen sterven". Hij hoorde de knecht en de meiden, die ook aanwezig waren, lachen. Ook beschuldigde Cornelis zijn vrouw dat zij melk had vergiftigd. Cornelis liet melk koken om er rijstpap van te maken en nadat hij er de helft van had opgegeten had hij wel zeker vijftigmaal de "kamergang" gekregen. Volgens zijn kennis van medicijnen moet zulke rijstpap normaal alle buikloop doen stoppen. Al deze zaken heeft hij declarant nooit bekend gemaakt aan de buitenwereld maar hij voelt zich nu zo bedreigd, onteert en geminacht dat hij eist dat Jan met de knecht en de meiden zijn winning en huizen verlaat en als zij dat weigeren dan zal hij hen met geweld doen vertrekken. Wat valt hier op? Dokter Cornelis Froyen beweert hier dat Petrus ook geen zoon is van hem. Zou dat de reden zijn waarom we de doopinschrijving niet vinden van Petrus in het parochieregister van Hasselt of Diepenbeek? Cornelis is niet akkoord dat Petrus zonder zijn toestemming trouwde, maar van het huwelijk van zijn (al of niet) zoon Jan met Christina Creeten spreekt hij niet. Was Jan wel gehuwd met Christina Creeten? Misschien was het bestaardkind van Jan wel onze Joannes Froyen die gehuwd was met Pierrette Dupard en waarvan we ook geen doopinschrijving vonden. Nu blijft nog de vraag: waarom moest Cornelis het land van Loon en Luik verlaten? Criminele aanklacht van Joannes Renier de Geloes tegen Cornelis Froyen. Joannes Renier de Geloes, geboren in 1627, behaalde in 1649 een licentie in de rechten aan de universiteit van Leuven en legde in 1650 de eed af als advocaat bij het Geestelijk Hof te Luik. Hij volgde in 1651 zijn vader Stephanus op als schepen van het graafschap Loon en de justitie van Hasselt. Hij is tweemaal burgemeester van Hasselt geweest. Cornelis Froyen had de hoog geplaatste Joannes Renier de Geloes zwaar beledigd en dat was natuurlijk om moeilijkheden vragen. de Geloes liet hem gevangen nemen in het kasteel van Stokkem en daagde hem voor de rechter. Op 1 oktober 1682 moest Cornelis Froyen zich verantwoorden voor 56 beschuldigingen die tegen hem door de Geloes werden geuit: 1. dat het waar is dat de gevangene een tovenaar is die een pact heeft met de duivel, omgaat met de zwarte kunst en opererende menigderhand voor superstitie. 2. dat de gevangene een grote en enorme blasphemateur is van God en zijn heiligen, spottende met de sacramenten en de kerkelijke ordonnantiën. 3. dat hij een eerschender is. Dat hij diffameert, zowel mondeling als met pasquillen, alle mensen, geestelijke als wereldlijke, zonder ook de justitie, kloosters en kerken te ontzien. 4. dat het waar is dat gevangene tegen God blasphemerend publiekelijk gezegd heeft dat God de duivel is of dat de duivel God is. 5. dat hij de duivel heeft aangeroepen zeggende in het openbaar dat hij wenste dat de duivel bij hem kwam deze nacht en dat hij met hem een pact wilde maken. 6. dat de duivel met hem gevangene is hanterende en den selven getracht hem het leven te benemen. 7. dat zulks hem is geschiet in het klooster der Cellebroeders alwaar de broeder Johan met het besprenkelen van het wijwater hem heeft gelibereerd en de duivel verjaagd. 8. dat de gevangene societeit en vriendschap heeft met andere tovenaars, namelijk met N.N., wonend in Den Haag. 9. dat hij met die tovenaars correspondeert en met elkander handelt in materie van de toverkunst. 10. dat hij gevangene weet dat de zwarte kunst verzekeringe oft iemand van zijne ziekte zal sterven oft opkomen. 11. dat hij zulke wetenschap heeft bekend aan diverse personen, hen verzekerend van het sterven, namelijk van wijlen de burgemeester Jaupen en andere. 12. dat hij ook verzekerd heeft van het opkomen en convalesceren van die ziekte als met peryckel van hun leven waren ziek geweest de heer schepen Geloes klager en andere. 13. dat hij door die zwarte kunst beeldjes of posturen maakt met de gedaante of naam van degene die hij wilt betoveren, stekende spelden of naalden in plaatsen waar hij wilt dat de persoon zou geincomodeerd zijn of krank worden. 14. dat de gevangene, vanterende (snoevende) op zijne zwarte kunst of door toverij eenieder bedreigt, zeggende dat degenen die hem tegen hebben de duivel tegen heeft. 15. dat de gevangene deze kunst van toveren heeft geleerd uit boze boeken dewelke hij alsnog in zijn bezit heeft. 16. dat hij al zulke boeken aan iemand anders heeft getoond en die toverkunst heeft willen leren. 17. dat de gevangene een ongoddelijk leven geleefd heeft , spottende met het heilig sacrament, de biecht en zeggende of vanterende dat hij alleen in de biechtstoel komt om de papen te injurieren. 18. dat de gevangene de spot houdend met het concilie van Trente, publiekelijk gesustineerd heeft en tot groot schandaal is uitgevende dat vleselijke conversatie met ongehuwde personen geen zonde is en is zeggende “quod simplex fornicatio non sit peccatum”. 19. dat hij gevangene hetzelf ook genoegzaam heeft gepractiseerd wanneer hij met zijn dienstmaagd voor zijn huwelijk was boulerende en met haar enige kinderen heeft verwekt. 20. dat de gevangene ook tijdens zijn huwelijk heeft geforceerd een zekere Eva Walburgen, jonge dochter, wonende te Kuringen (op 11-12-1657 werd er in Kuringen een Eva Walburgen gedoopt). 21. ’s nachts heeft hij gevangene de venster van haar slaapkamer opengebroken en daarna brekende door de deur van haar huis heeft hij haar aangepakt en op de grond geworpen. 22. dat de gevangene is een schender van alle mensen, niet sparende geestelijke en wereldlijke personen. 23. dat de gevangene diverse pasquillen heeft gemaakt en in ’t gemeen doen afficheren en uitstrooien. 24. dat hij die zelf heeft laten drukken en nog een aantal kopieën daarvan in zijn huis houdt. 25. wordt geëxhibeerd een kopie van een fameus en enorm libelle door hem gemaakt en in druk uitgegeven beginnende: “quis fure queat …”. 26. dat hij gevangene nog meer andere fameuse libellen heeft gecomponeerd en laten afficheren, waarvan enige worden geëxhibeerd met reserve van andere nog te reproduceren. 27. dat hij gevangene alle mensen, zowel geestelijke als wereldlijke in het publiek en in het openbaar is injurierende, niet sparende geestelijke, noch wereldlijke personen, gevende eenieder infame namen en kwade reputatie. 28. dat de gevangene heeft uitgegeven en in publiek gespargeerd (verbreid) dat de papen of geestelijke personen allen hoeren hebben en daarmee vleselijk converseren. 29. dat de heer schepen Geloes een landverrader en schelm zou zijn. 30. dat hij ten tijde van zijn gevangenschap bij hem een jonge dochter zou gehad hebben welke hij aan de officier van Stokkem geprostitueerd heeft. 31. dat hij met die dochter ook geslapen heeft en vleselijk zou geconverseerd hebben. 32. dat hij gevangene publiekelijk de heer Geloes gediffameerd heeft dat hem soude van de torture afgekocht hebben voor een grote som geld. 33. dat hij gevangene de heer Geloes ook gediffameerd heeft zeggende dat hij de procureur-generaal zou omgekocht hebben. 34. dat hij gevangene, ten tijde dat de heer Geloes gerelaxeerd (vrijgelaten) werd en zijn wederkomst door de goede burgers verwelkomt en geschoten werd, publiekelijk heeft geroepen dat er in de stad gekomen is de grootste schelm en landverrader die er leeft. (van 18 jan. tot eind aug. 1682 werd Jan Renier de Geloes opgesloten in het kasteel van Stokkem omwille van een dispuut over de inbezitneming van het kasteel van Mombeek ). 35. dat hij gevangene andere heren schepenen heeft gediffameerd. De ene maakt hij uit voor een ‘blinde’ en ‘grote lantaarn’, de andere al spottend noemend ‘heer van Schakkebroek’, en nog vele andere beledigingen. 36. dat hij gevangene een falsaris (vervalser) is, een subornateur van getuigen en een fabricateur van valse brieven. 37. dat de gevangene over enige jaren in volle gemeentevergadering van deze stad tot de electie van de magistraat, in presentie van de gedeputeerde van zijne doorluchtige hoogheid, pastoor, schepenen en burgemeesters hem Geloes heeft publiekelijk gediffameerd door hem een landverrader te noemen. 38. de gevangene daarover geaccuseerd, werd door Geloes, die een arrest had weten te bekomen, aan zijn huis door enige soldaten gearresteerd en gevangen gezet in het kasteel van Stokkem. 39. dat de gevangene, niettegenstaande hij in proces is met de heer Geloes, hij een verzoek tot getuigenverhoor heeft gericht aan de procureur-generaal of zijn substituut. 40. dat hij gevangene getuigen is gaan vinden in hun huis en op straat hen inducerende (overredende) dat ze tegen Geloes zouden willen deponeren enige delicten die hij gevangene hen zelf voorhield. 41. dat hij gevangene enige getuigen heeft getracht te induceren om valse getuigenissen af te leggen, hen belovende giften en gaven en ook toezeggende dat ze zouden worden gerecompenseerd door S.D.H. 42. dat de gevangene ook falsiteit heeft gecomitteerd als wanneer hij die depositie der getuigen heeft geantidateerd, waardoor deze getuigen door hem verhoord zijn geweest vóór hij gearresteerd werd door Geloes. 43. dat de gevangene met zijn complicen ook valse brieven heeft gefabriceerd om de heer Geloes, zelf in arrest zijnde, te opprimeren. 44. dat hij gevangene nog de stoutheid heeft gehad alzulke valse brief te schrijven aan S.H. de heer Bisschop en de Prins van Strasbourg om hem Geloes en zijn familie valselijk te beschuldigen dat zij zouden meegewerkt hebben in het vangen en wegsturen van dezelfde Prins. 45. dat de gevangene zijn valse streken probeerde te verbergen. Deze valse brief heeft hij in een coperckel (boekomslag, kaft) gestoken en hem dan besteld aan maior Delvaille (De Vaille) om die te doen stellen in het paket van de commissaris Villiers om er alzo zeker van te zijn dat hij aan de Prins zou besteld worden. 46. dat de gevangene met het voorschreven coperckel ook ‘crimen falsi’ heeft begaan door contrefeitend (namakend) er eigenhandig op te schrijven de naam van een zekere Jan Thirij te Maastricht. 47. dat alzulke persoon met de naam Jan Thirij niet woont in Maastricht. 48. zal men aan de gevangene tonen hetzelfde coperckel of brief op naam van Jan Thirij uit Maastricht en hem verzoeken om recognitie van de inhoud van de brief. 49. dat de gevangene een seditieuse (oproerige) persoon is, trachtend het volk te commoveren tot oproer, hebbende publiekelijk in presentie der gedeputeerde van S.D.H. uitgegeven en het volk geïnstigeerd, zeggende dat S.D.H. geen authoriteit of macht heeft gehad van zijn volkeren of soldaten te zenden in dit land. 50. dat de gevangene ook de justitie en haar christelijke ordinantie misacht en gevioleerd heeft het groot landsgebod, niettegenstaande het selven eenieder is verbindende niet te attenteren (er iets tegen te ondernemen) op pene van de hals. 51. is het waar dat de gevangene met zich genomen heeft de baron van Mombeek en is geklommen in het goed van Mombeek, dat in het bezit was van de heer Geloes, en aldaar aantrof de werklieden van hem heer Geloes in het afhouwen en zagen van enig hout tot een kribbe en die werklieden heeft geagresseerd, kwalijk getracteerd en uiteindelijk heeft gevangen genomen propria aucthoritate. 52. dat hij die zelfde werklieden heeft afgenomen hun instrumenten van zagen, aksen, houwelen, etc. en die heeft verborgen of opgesloten in zijn winning te Diepenbeek. 53. dat hij die instrumenten nog in zijn bezit heeft en houdt niettegenstaande de ordonantie van het recht om die te restitueren alle ordonanties misachtend. 54. dat de gevangene zijn eigen vader is kwalijk tracterende den selven slaande, stotende en hem noemende een dief en schelm en met andere injurieuse woorden. 55. dat de gevangene gedurig is dragende zakpistolen, distilletten en ander verboden geweer en zeggende dat men zijn tegenpartij moet doodschieten en het geld dat men tot procederen nodig heeft zou imployeren om zijn dechargie te doen. 56. dat de gevangene hier voortijds met alzulk verborgen geweer andere medeburgers heeft opgelopen en met zakpistolen op hen schietende heeft getracht hun leven te benemen. We gingen even de stamboom maken van Joannes Froyen uit Diepenbeek en waar komen we terecht? We zijn er zeker van dat over heel deze familie Froyen in het rijksarchief te Hasselt nog veel meer te vinden is en als we dan ook nog het fijne willen weten waarom schepen de Geloes in de gevangenis heeft gezeten kunnen we misschien wel een hele jaargang van de Rode Leeuw vullen. Marc Philippe